Een 86-jarige vrouw bezoekt in 2014 de polikliniek neurologie vanwege ongewilde bewegingen van haar linkerarm, die twee jaar daarvoor zonder duidelijke aanleiding zijn ontstaan. De bewegingen worden als incongruent en inconsistent beoordeeld en daarom als een functionele bewegingsstoornis gezien. Verwijzing naar een psychologisch centrum wordt voorgesteld, maar omdat de bewegingen mild en niet hinderlijk zijn prefereert patiënte een afwachtend beleid. In 2019 bezoekt zij opnieuw de polikliniek neurologie omdat de ongewilde bewegingen een jaar eerder niet lang na een percutane transfemorale aortaklepimplantatie (TAVI; de ‘V’ is van ‘valve’) zijn uitgebreid naar gelaat en benen.